Al decennia wordt er gezocht naar alternatieven voor het boek als bron van kennis. In de jaren 30 van de vorige eeuw vormde de radio in de ogen van veel leraren een bedreiging voor het traditionele onderwijs: stel je toch eens voor dat alle leerlingen voortaan alle kennis via de radio tot zich zouden nemen? Welke rol zou er voor de leraar, met zijn boeken, dan nog weggelegd zijn?! Vergelijkbare onrust stak opnieuw de kop op in de jaren vijftig (tv), jaren 80-90 (computer en internet) en zelfs in 2010, met de komst van de iPad.
Wie het inmiddels klassieke YouTube-filmpje This Will Revolutionize Education al eens heeft gezien, is bekend met het idee dat elke vorm van kennisoverdracht er één is die op zichzelf waardevol is. Maar het is de leraar die bepaalt wanneer een specifieke vorm het meest aansluit bij de behoefte van de leerling. In mijn workshops wijs ik er dan ook vaak op dat er geen reden tot ongerustheid is: in tegenstelling tot veel beroepsgroepen is het beroep van leraar er één die over 50 jaar nog gewoon zal bestaan. (Bron: Job Personality - Hoe robotproof is jouw beroep?)
Maar geldt dit nu ook voor het boek als bron van kennis? Zal het boek op korte termijn verdwijnen? En wat komt er dan voor in de plaats?
Dat is een vraag die even interessant is als onzinnig.
Immers: wat is nu precies een boek? Een stapel papier met een kaft? Een statische hoeveelheid informatie die je aanbiedt via een eReader? De Stercollecties van VO-content?
Voor je het weet kom je in een onzinnige discussie terecht die voorbij gaat aan een vraag die veel fundamenteler is, en daardoor veel interessanter: waar willen we naartoe met ons onderwijs?
In het verlengde hiervan stelt een school zich, bij oriëntatie op leermiddelen, helaas vaak de vraag: “gaan we overstappen op digitaal leermateriaal of behouden we het boek?”, terwijl de vraag die gesteld zou moeten als volgt luidt: “wat willen we bereiken met ons onderwijs en onze leerlingen, en welke rol spelen de verschillende soorten leermiddelen, en de leraar, hierin?”
Helaas is de reden dat veel scholen zichzelf de vraag stellen of ze al dan niet van het boek af willen stappen, voor een groot deel gebaseerd op kosten- en pr-overwegingen. Zo van: “Als we die €320 per leerling, in plaats van boeken, deels besteden aan (goedkoop) digitaal leermateriaal, dan houden we geld over om mee te betalen aan de devices die nodig zijn om dat materiaal te bekijken. En dan trekken we meer (ouders van) leerlingen aan, omdat ze goedkoper een device kunnen aanschaffen. En en passant komen we dan in het nieuws als een moderne school”.
In deze redenering wordt voorbijgegaan aan het onderwijs, en aan degene die dat onderwijs moet geven: de leraar. Immers: hoe moet een leraar omgaan met een situatie zonder boek, zonder dat er goed nagedacht is over de vraag waar je met je onderwijs naartoe wilt?