info@vo-content.nlContact

Kennis opdoen en delen in ontwikkelen eigen leermateriaal 

Herman Rigter en Marieke van Osch

Meer digitaal open leermateriaal, dat wil de overheid graag stimuleren. Zes vo-scholen zijn hier met subsidie en ondersteuning vanuit Impuls Open Leermateriaal bijna een jaar lang actief mee aan de slag gegaan. Nu is dit zogeheten veldexperttraject afgerond. Goed moment om te kijken wat het voor nu heeft opgeleverd, voor de school, de docenten en het onderwijs. Er is zeker nog werk aan de winkel. Maar scholen hebben grote stappen gemaakt met open leermiddelen. Dat bleek tijdens de afsluitende bijeenkomst waar de zes scholen elkaar nog eens ontmoetten. 

In het kort: 

  • Bij ontwikkelen eigen leermateriaal is live uitwisselen van ervaringen verrijkend. 
  • Verder is ondersteuning van schoolleiding en ontwikkelruimte voor docenten nodig. 
  • Open leermateriaal bespaart geld dat je op een andere manier in onderwijs kunt inzetten.
  • In het traject werden benodigde competenties ontwikkeld voor maken open leermateriaal.
Verhuizen naar open leermateriaal

‘Het doel van dit traject en van Impuls Open Leermateriaal is om het leren en werken met open leermiddelen op scholen te stimuleren. En om docenten ertoe te bewegen materiaal dat ze maken te delen met docenten van andere scholen’, zo vat VO-content-adviseur en projectleider Herman Rigter het nog eens kernachtig samen. Daarin zijn vier zaken essentieel: het maken van leermiddelen door de docenten, open leermiddelen expliciet onderdeel maken van het leermiddelenbeleid en schoolvisie, zorgen dat collega’s enthousiast zijn en kennis delen met andere scholen in het land. Dat is nogal wat.

‘Ik gebruik vaak het voorbeeld van een verhuizing’, zegt Rigter. ‘Je zit als school in een stabiele situatie en je wilt naar een andere stabiele situatie om diverse redenen. Bijvoorbeeld omdat leermiddelen veel te duur worden, helemaal met de mogelijke btw-verhoging. Maar van de ene situatie naar de andere is het een hoop gedoe. Net als bij een verhuizing waarbij je van alles overhoop haalt en aan het zoeken bent.’  

Live bijeenkomsten

In totaal waren er tijdens het traject vier bijeenkomsten met de scholen, onder het motto ‘Samen kom je verder’. Centraal stond daarin kennis over open leermateriaal en het ontwikkelen van de competenties om dit leermateriaal te maken en te gebruiken. In die bijeenkomsten ontmoetten scholen elkaar, konden ze samen leren, en kennis en ervaring delen. Elkaar live ontmoeten is een must, vinden de deelnemende scholen. ‘Het live bespreken van elkaars ideeën – wat hebben we gemaakt, wat valt erop, wat kan er anders of beter – dat vond ik top’, zegt Ian Bremmers, docent aan ROER College Schöndeln, Roermond. ‘Dat bij elkaar komen werkte goed naar mijn idee.’

Herman Rigter beaamt dat: ‘Inhoud is zeker belangrijk, maar een groot deel van de opbrengst is dat docenten en schoolleiders contact hebben met andere scholen die met dezelfde materie bezig zijn. Nu zou je zeggen: dat moet je vaker doen, maar het is best ingewikkeld om mensen een dag los te weken van hun school. Docenten zouden het wel willen, maar tijd is een probleem en vaak vindt de schoolleiding het niet prettig dat er dan lessen uitvallen.’ Maar als het dan lukt om docenten bij elkaar te krijgen, werpt dat zijn vruchten af, zegt Mark van Driel van de Waldheim-mavo in Baarn: ‘Vooral in de tweede bijeenkomst kon je met elkaar het materiaal dat je had, bespreken en elkaar feedback geven. Door die bijeenkomsten kom je met elkaar in contact, leer je veel van elkaar en inspireer je elkaar.’ 

Eigen kennisexperts

Het ontwikkelen van eigen leermateriaal vereist wel wat know-how. Belangrijke pijler van het traject was daarom competentieontwikkeling. Bijvoorbeeld als het gaat om auteursrecht, het beoordelen van de kwaliteit van leermateriaal en gebruik van AI. ‘In de tweede bijeenkomst heb ik het specifiek gehad over auteursrecht’, zegt Rigter. ‘Voor het onderwijs mag veel meer dan in de commerciële wereld op het gebied van auteursrechten, maar je moet wel direct als je iets wilt gebruiken de bron noteren en die in je materiaal zichtbaar maken. Achteraf is dat een heel gedoe. Dat was voor hen wel een eyeopener, net als bijvoorbeeld de inzet van AI in je onderwijs en hoe je het beste kunt zoeken naar materiaal.’

Veldexpertdocent Randy de Grip van Trevianum in Sittard heeft daar veel aan gehad. ‘Ik denk dat we onszelf wel als kennisexpert op het gebied van open leermateriaal kunnen zien. Ik heb heel veel geleerd over auteursrechten, over wat wel kan en wat niet kan, en hoe je aan de slag gaat met open leermateriaal. Dat heb ik nooit op de lerarenopleiding gehad of in mijn vorige baan als leraar. Bij een vak waar je heel veel wilt laten zien, is het moeilijk om eigen materiaal te ontwikkelen. Dat kost gewoon veel tijd en die is in het onderwijs schaars. En wat we geleerd hebben, nemen we wel direct mee in de vakgroep. Zo heeft het ook effect op anderen in de school.’ Volgens Rigter kunnen en weten docenten veel meer dan ze denken en zijn ze soms te bescheiden. ‘Randy heeft echt heel goed nagedacht over haar onderwijs en haar eigen leerlijn ontworpen. Dat is heel gedurfd en superknap.’ 

Waarom open materiaal

Het groeifondsprogramma Impuls Open Leermateriaal heeft als doel de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Dat is al reden genoeg. Maar er zijn meer pluspunten. ‘Het budget dat je van de overheid krijgt voor leermiddelen per leerling is totaal niet toereikend’ zegt stuurgroeplid Jan Broeder van Het Westeraam in Elst. ‘Daar is open leermateriaal een oplossing voor. Een tweede reden is dat je zo in je onderwijs de leerling de regie geeft over hoe die leert en wat die leert.’ Verder krijgt ook de docent regie (terug) in het onderwijs dat hij of zij geeft. Behalve het onderwijsplezier daarin speelt dat een heel belangrijke rol in de onderwijsresultaten.

Rigter: ‘Los van het feit dat het onderwijs zo beter past bij je leerlingen kun je op deze manier heel veel op leermiddelen besparen. Dat geld kun je op een andere manier inzetten, voor een tablet bijvoorbeeld of een klassen assistent. En als de btw-verhoging doorgaat, is dat nog meer een argument voor eigen open leermateriaal.’ En er is nog meer ‘bijvangst’, geven docenten aan. Het opent bijvoorbeeld het gesprek binnen de school over het onderwijs en je gaat opnieuw naar je vak kijken. En het zorgt ervoor dat je over de grenzen van je school denkt, vindt Esmee Rutten: ‘Ik denk dat het goed is dat je met een frisse blik kijkt naar hoe andere docenten en scholen het aanpakken. Zo leer je echt van elkaar.’ 

Klein beginnen vanuit gedragen beleid

Deze zes veldexpertscholen zijn voortrekkers in het werken met open leermateriaal. Wat zouden zij nu adviseren aan scholen die nog niet zover zijn, maar er wel mee aan de slag willen? Begin klein, met één onderwerp’, zegt docent Nanette Okken van het Lucent College in Hilversum. ‘Je moet niet meteen alles willen. Probeer het uit, stel het bij en pak dan pas het volgende onderwerp op.’ Het ontwikkelen van eigen, open leermiddelen is ook niet iets wat je zomaar doet, vindt Katja Henz van Trevianum in Sittard. ‘Je moet er vooral niet te licht over denken, want er komt behoorlijk wat know-how bij kijken, tijdsdruk ook. Als je iets wilt doen met open leermateriaal, moet je er echt wat tijd in investeren.’

Haar collega Randy de Grip vult aan dat dit niet voor iedereen is. ‘En dat hoeft ook niet. Kies binnen de school mensen die dat kunnen en willen, die er tijd in willen investeren. Het is belangrijk dat de personen die met open leermateriaal bezig gaan enthousiast zijn en het kunnen.’ Ook van belang: de schoolleiding moet ruimte geven aan die enthousiaste docenten en ze ondersteunen. Herman Rigter herkent het klein beginnen, want het te groot aanpakken kan averechts werken. ‘Maar er moet wel beleid van de school achter zitten. Bijvoorbeeld: dit jaar klein beginnen, en ieder volgend jaar structureel een volgende stap zetten. Anders bestaat de kans dat het bij een paar docenten blijft en niet verdergaat.’ 

Opvolging na einde traject

Sommige scholen, zoals het Griftland College in Soest, hebben al een vervolgtraject gepland met Impuls Open Leermateriaal. Daarbij gaat de school in het vervolgtraject aan de slag met AI bij het werken met open leermateriaal. Maar het veldexperttraject als zodanig is afgesloten. Er zijn docenten die dat graag anders hadden gezien. ‘Ik vind het echt een gemis dat er geen tweede jaar is in dit traject’, zegt Nanette Okken van het Lucent College. ‘We hebben aan van alles geroken, we hebben dingen uitgeprobeerd. Ik had graag in een tweede jaar in eenzelfde setting willen doorontwikkelen, tempo maken. Iets voor de eerste keer doen kost tijd.’ Toch is de afsluiting van dit traject geen eindstation. Er zijn plannen van Impuls Open Leermateriaal om een vergelijkbaar traject op een andere manier aan scholen aan te bieden, zegt Herman Rigter. ‘Dus ze gaan zeker door om scholen met elkaar te laten ontdekken hoe je open leermateriaal kunt ontwikkelen en gebruiken. Dat is iets wat je er zeker in moet houden, dat docenten van elkaar leren. Je zit toch in je school in een eigen omgeving, juist die uitwisseling met anderen is nodig. Al is het maar dat je van een bijeenkomst met twee tools terugkomt die je direct in je lessen kunt inzetten. Dan is het al een waardevolle middag geweest.’  

Toch is de afsluiting van dit traject geen eindstation. Er zijn plannen van Impuls Open Leermateriaal om een vergelijkbaar traject op een andere manier aan scholen aan te bieden, zegt Herman Rigter. ‘Dus ze gaan zeker door om scholen met elkaar te laten ontdekken hoe je open leermateriaal kunt ontwikkelen en gebruiken. Dat is iets wat je er zeker in moet houden, dat docenten van elkaar leren. Je zit toch in je school in een eigen omgeving, juist die uitwisseling met anderen is nodig. Al is het maar dat je van een bijeenkomst met twee tools terugkomt die je direct in je lessen kunt inzetten. Dan is het al een waardevolle middag geweest.’  

Interviewer: HP Smilde van HP Communicatie

Fotograaf: Billie Jo Krul